24 december 2014

kertsstemming



De Engelse kerst bestaat niet. De term suggereert dat er een landelijk herkenbaar evenement is, terwijl het er duidelijk twee zijn. Je moet dus kiezen waar je voor gaat. En dat is niet eenvoudig omdat beide kersten (want dit is Engeland) aan de extreme kant zijn. De eerste helft van het kerstseizoen laat je je makkelijk  verleiden door de elegante glamour van Bond Street. De stijlvolle étalages, de briljante briljanten bij de juweliers, de slee van de kerstman in Covent Garden, opgetrokken uit 70.000 legosteentjes. OK, we schrappen de slee en de lego en gaan voor een kerstcocktail in de bar van het Royal Opera House (Christmas Cosmopolitan, iemand?) bekijken de kerstmanden bij Fortnum & Mason (Imperial kerstmand £ 5000) en komen tot stilstand in een van de café‘s in Piccadilly waar vrouwen met boodschappenlijsten langer dan het verdrag van Rome, tobben over de samenstelling van het kerstdiner. Het menu is het probleem niet. Dat ligt, sinds ze de eerste funderingen legden van de stal in Bethlehem, muurvast. Het probleem is om kalkoen en christmaspudding ieder jaar weer verrassend te maken. Spruiten mogen niet meer, zoals vroeger, een week tevoren worden opgezet zodat je ze met een rietje naar binnen kan werken. Ze verdienen nu een blancheerbehandeling met nootmuskaat en knoflook teneinde beetgaar ten tafel te komen. Dank je wel Jamie ‘bish bash bosh’ Oliver. 

Maar zo rond de twintigste begint al die goede smaak je de strot uit te komen en snak je naar de andere Engelse kerst. De kerstmis van cocktails die Snow Job heten, van rendierdiademen met aan-uit lampjes, van de kersttruien en de winterwonderlands. Vooral de winterwonderlands. Overgewaaid uit de VS in 2008 zijn dit pretparken die een winterfestival beloven en nooit waarmaken. De kerstmannen zijn altijd te dun, de rendieren blijken vervangen door reumatische pony's en het beloofde sneeuwlandschap is een drassig parkeerterrein. Dat laatste is steeds opnieuw een grote verrassing voor een land waar de gemiddelde kersttemperatuur zes graden boven nul is en de gemiddelde winterneerslag regen. Winterwonderlands zijn immer diep, diep teleurstellend. Het uitblijven van een succesformule leidt tot journaals met huilende kinderen die tevergeefs naar rendieren zochten en boze ouders die hun entreegeld van € 40 terug eisen. En waarvan je weet dat ze het volgend jaar, zodra een nieuwe entrepreneur met enkelbanden belooft dat zijn Lapland de real deal is, vooraan in de rij staan voor kaartjes.  


Er zijn vele soorten crisis, maar de existentiële kerstmiscrisis is op te lossen. Je draait gewoon een paar diensten als vrijwilliger in een daklozencentrum. Al Londens 4000 daklozen kunnen in de kerstweek op diverse plekken terecht voor bed, bad en drie warme maaltijden per dag. ‘Mijn’ centrum biedt IT-cursus, kapper, tandarts, kleren, tafeltennis en live-muziek. De honderden die er werken zijn allemaal vrijwilligers. Ik had mijn levendigste debat gisteravond aan de deur van de geïmproviseerde bioscoopzaal toen de belangstelling voor een documentaire over het leven van Leonard Cohen slechts een man groot was. De man in kwestie was overigens voor zijn kerstweek in Londen uit Somerset komen lopen. Hij had er zes dagen over gedaan. Het mocht niet baten. Het werd ‘Dawn of the Planet of the Apes’. Mijn favoriete plek is de poort waar Claire en ik een lange dienst draaiden zoals stewardessen dat deden voor het tijdperk van Easyjet. Welkom, riepen we tegen mensen die gewoon zijn weggejaagd te worden. Kom binnen zeiden we met een brede grijns. Daar kunt u zitten. Hier en hier kunt u uw spullen kwijt. We komen zo rond met het menu. ‘Ik loop iedere dag langs hotel Claridge’, zei een dakloze gast, ‘en daar hebben ze maar een portier. Hier zijn er twee en ze heten me nog welkom ook’. En dat is dan wat ze volgens mij bedoelen met de Christmas spirit.

10 december 2014

Afdingen



Ik zag in het warenhuis Selfridges gister een zwarte spijkerbroek liggen voor € 560. Afgeprijsd. Selfridges is het soort zaak dat eigenlijk met de koloniën had moeten verdwijnen, maar thuishaven is gebleven voor sjiek en cool. Het is de oase in de anderhalve kilometer lange stijlcrisis die Oxford Street heet. Zodra je door de prettig zware deuren naar binnen stapt wordt je eraan herinnerd dat er in dit land de afgelopen twaalf maanden 44.000 miljonairs bijkwamen en dat er meer privé jets werden thuisbezorgd dan elders in Europa. 

Voor de minder vermogenden die doorgaans niet meer uitgeven aan spijkerbroeken dan 10% van het exemplaar in Selfridges, zit er maar een ding op om aan de fijnere dingen des levens te geraken. Afdingen. Nou is het een van die tragische onverkwikkelijkheden dat onderhandelen over prijzen niet in het nationaal DNA zit. Britten betalen wat op het prijskaartje staat. In restaurants wordt zelden de rekening nagekeken. Want stel dat de ober een glas Pinot teveel gerekend heeft, dan moet daarover onderhandeld worden. En dat is gênanter dan de extravagante geluiden die Meg Ryan maakte in When Harry Met Sally. Ik heb vriendinnen die de kapper een fooi geven nadat hij hun haar verminkt heeft en ze vier weken lang in een boerka onder hun bed moeten leven, totdat het weer enigszins is bijgegroeid. 

Naast Selfridges staat een man gepofte kastanjes te verkopen. ‘Hoe duur?’ ‘£ 2’. ‘Zit er kaviaar in?’. Zuur lachje. ‘Maar er zitten er maar zes in het zakje. £1’. En ik loop weg. ‘£ 1.50’ roept hij na. Yess, zeg ik inwendig. Ik heb gewonnen, zeg ik tegen de Britse vriendin, die meters verderop was gaan staan met zo’n ‘ik hoor niet bij haar’-houding. 

Ik moet de VPRO de afgelopen zes maanden een fortuin bespaard hebben door tijdens de research voor een serie er bij iedere metrobestuurder, deelgemeente, restaurant en dienaar van de koninklijke parken af te dingen op prijzen. Want zodra je in Londen een statief uitzet moet je betalen. U wilt tien minuten achter Harrods filmen en u neemt daarvoor vier stoeptegels in beslag? Da’s £ 250. Ontbijtende heren draaien in een restaurant met uitzicht over de stad? £ 200. Het kost niks om op een boot op de Theems te filmen. Maar of je wel £ 325 wil overmaken aan de havenmeester. Om dan, sneller dan een aardewerkverkoper in de souk, uit te komen op de helft van het genoemde bedrag. 


Voor alles moet je tegenwoordig in Londen betalen, klagen Nederlandse collega’s. Nee, hoor. Zo was het altijd al. Eind vorige eeuw wilden zelfs kamerleden geld voor een interview. Maar u heeft toch een publieke functie, vroeg ik er een ooit. Waarop hij zei dat hij die functie alleen vervulde voor het Britse publiek, en omdat hij niet betaald werd zijn parels voor Nederlandse zwijnen te gooien, was een gesprek voor Dutch Radio een zuiver commerciële onderneming. Ik werd eens gebeld (dit was lang voor het internettijdperk) door Denis Healey, bulderend kopstuk uit de Labourpartij, met wie ik een afspraak had voor een interview. Healey, die als minister van financiën de grootste vakbondsleiders kon laten piepen als kanaries in de koolmijn, wilde f 100 voor het gesprek. Ik weet niet meer wat ik gezegd heb. Waarschijnlijk dat wij in Nederland deze mooie Britse traditie niet kenden en dat de begroting van de Vara er niet op berekend was volksvertegenwoordigers te betalen als ware het prostituees (dat laatste heb ik er vermoedelijk niet bij gezegd). Op den duur kwamen we uit op f 75. Het was een van de hoogtepunten uit mijn correspondentschap.

11 november 2014

Klaprozen




Als er een ding is waar de Briten in uitblinken, dan is het in nationale rouw. Denk aan de dood van prinses Diana toen tienduizenden onderdanen dagenlang langs de Londense paleizen liepen te snotteren met in cellofaan verpakte anjers. Even oprecht was het onthaal waarmee jarenlang de lijkwagens met Britse militairen uit Afghanistan in doodse stilte door de straten van het plaatsje Wootton Bassett werden gereden. 

Dus dat de honderdjarige herdenking van het begin van de eerste wereldoorlog een groots gebeuren zou worden, was te verwachten. Maandenlang zijn de Britten overspoeld met herdenkingsprogramma’s in de media, speciale diensten in kerken, bijeenkomsten op straat, tentoonstellingen en extra bijlagen. Maar niets dat zo tot de nationale verbeelding spreekt als de installatie bij het kasteel de Tower, middenin Londen. Sinds de zomer is de burchtgracht daar langzaam gevuld met een veld van bloedrode, keramieke klaprozen die als een waterval uit een raam stromen. Royals, politici en celebrity’s hebben 888.246 klaprozen geplant, een poppy voor iedere gevallen Britse soldaat. En vandaag, de elfde van de elfde, de dag waarop de Britse doden uit alle oorlogen herdacht worden sinds die van een eeuw geleden, is de laatste geplant. Het is een bijzonder gezicht. Kleur, omvang en hoeveelheid zijn imposant. En het heeft de nationale gemoederen danig geroerd. De gedichtregel ‘bloeddoordrenkte landen en zeeën van rood’, om de installatie zijn correcte naam te geven, is het grootste en populairste kunstwerk in jaren. Vier miljoen Britten, sommigen meer dan eens, hebben het bezocht. Volwassen mannen hebben gehuild bij het zien van de namaakklaprozen. Niet sinds de Olympische Spelen van 2012 waren Londenaren zo gelukkig met een stedelijk project. 


Ik durf het hier wel te zeggen; mij deed de tentoonstelling bitter weinig.  Ik zag, toen ik vorige week in een lange rij langs de installatie schuifelde, geen origineel creatief werk, maar een vlakke installatie kunstbloemen. Waar in de regen om me heen Engelsen overmand werden door emotie, overviel mij een andere, onbeleefde associatie. Ik moest denken aan de Efteling, aan de tulpenvelden van het sprookje van de fakir. Nou hoeft niet ieder oorlogsmonument uit prikkeldraad en botten te bestaan (zoals een criticus suggereerde), maar deze versie was te schoon, te hygiënisch om aan een (kritisch) gemoed te appeleren. Ik zag een oorlog verpakt voor algemene, onomstreden, nationalistische consumptie. Het fascinerende was dat de duizenden onder hun parapluen naast mij iets heel anders zagen. Voor hen stond de intallatie stijf van symboliek en herinnering. Zij zagen een veld waarop iedere keramieke klaproos landgenoten, helden, familieleden geprojecteerd konden worden. Zij zagen een herinnering aan mensen wiens opoffering voortbestaat dankzij een middelmatige, bloedrode installatie. 

28 augustus 2014

Seksmisbruik van Britse kinderen: kwestie van klasse



Het was de eerste vraag die Terzake me stelde in de uitzending gisteravond. Schamen de Britten zich niet voor het zoveelste seksschandaal in hun land? Zijn ze niet bang voor hun imago in het buitenland nu blijkt dat in het Noord-Engele Rotherham jarenlang 1400 kinderen misbruikt zijn, terwijl de plaatselijke autoriteiten de andere kant op keken? Het was, met de affaire Dutroux in het achterhoofd, een logische vraag. Maar geen relevante. Want nee, wat ze in het buitenland denken over het VK, daar liggen de Britten niet wakker van. De Engelsen hebben zich goed geisoleerd tegen buitenlandse reputatieschade. Ze kijken gewoon niet verder dan de krijtrotsen. God is een Engelsman. Londen is internationaal de meest gezaghebbende stad. Het is een privilege om in het VK te wonen. 

Tenzij, concludeerde ook vandaag weer een rapport, tenzij je jong bent. Britse kinderen behoren tot de ongelukkigsten ter wereld. In 2007 zette een onderzoeksrapport van Unicef het welzijn van Britse kinderen op de 21ste en laagste plaats. (Nederlandse waren trouwens het gelukkigst). De organisatie NSPCC, die de belangen van kinderen behartigt, schat dat 20% van Britse kinderen ‘ernstig mishandeld’ wordt en 5% seksueel misbruikt.

Vroeger, toen ik pas in Londen woonde, moest ik er om lachen. Om de kinderen die onder het afdak van de kroeg in de regen op hun ouders wachtten die voor ‘a quick pint’ naar binnen geglipt waren. Jongeren onder de achttien mochten de pub niet in. Honden waren natuurlijk meer dan welkom. Er was, leek het, geen beter symbool van hoe Britten over kinderen dachten. Natuurlijk is er de afgelopen dertig jaar het een en ander veranderd. Pubs zijn eetcafé’s geworden waar alle leeftijden naar binnen mogen. Maar dankzij de donaties van de Britse bevolking is de Dierenbescherming nog steeds vele malen groter dan de (vrijwillige) Kinderbeschermingsorganisatie. 

In heel Groot Brittannië worden duizenden jongeren seksueel misbruikt en verhandeld. Soms door witte Britten die alleen opereren, denk aan Jimmy Savile, soms door taxichauffeurs van Pakistaanse afkomst die in bendes te werk gaan. Wat ze gemeen hebben is dat de slachtoffers doorgaans uit de minst bevoorrechte milieus komen. Seksmisbruik is klasse-bepaald. Meisjes van 12 die in kindertehuizen wonen, drugs gebruiken en een grote bek hebben, worden niet gezien als kinderen. Ze zijn beschadigde goederen. ‘White trash’ volgens de misbruikers, prostituees volgens de politie. Als ze met vijf mannen per dag naar bed gaan doen ze dat omdat ze daarin hebben toegestemd. Als ze met benzine worden overgoten, bedreigd worden met een pistool en gedwongen worden te kijken naar een groepsverkrachting, dan hebben ze erom gevraagd. Of het is een uitzonderlijk geval. Tienermeiden zijn nooit de slachtoffers, ze zijn doorgaans de schuldigen. 

In Rotherham repten sinds 2002 drie onderzoeksrapporten van ongewenste zwangerschappen, zelfmoordpogingen, heroinegebruik en zelfbeschadiging van die jongeren. De rapporten werden naar de sociale dienst, politie en gemeenteraadsleden gestuurd. Na zestien jaar lang zijn plicht grandioos verzuimd te hebben, stapte de burgervader van Rotherham bij publicatie van het vierde rapport begin deze week op. De andere stadsbestuurders, politiechefs en welzijnsmanagers die op Nero-esque wijze hun bevoegdheden negeerden, zijn op hun post blijven zitten. En Rotherham is niet uniek. Het is, volgens dr. Helen Becket die zich aan de universiteit van Bedfordshire specialiseert in kindermisbruik, het tipje van de ijsberg.





27 mei 2014

Geen aardverschuiving in Londen


Het was een aardbeving, zei Nigel Farage van de Britse partij met de meest absurde naam (ik bedoel: Ukip? In een land waar het woord kip verwijst naar dutje doen?) De Eurosceptische slapers hebben reden tot zelfgenoegzaamheid. De partij won in Groot Brittannië de Europese verkiezingen. Ze graaide 27% van de uitgebrachte stemmen binnen. Maar als ze politieke brokken maakte, dan heeft Londen daar niets van gevoeld. In de Britse hoofdstad haalde Ukip nauwelijks de dubbele cijfers. Waarmee weer eens bewezen dat Londen een ander land is. Of in ieder geval een stad(staat) waar andere regels gelden dan in de rest van het VK. 

‘We doen het nooit goed in Londen’, legde een woordvoerder van de Ukippers uit. ‘Want’ (en dit met onbedoelde ironie), ‘er wonen zoveel jonge, goed opgeleide, cultureel onderlegde mensen in Londen’. En, vergat ze te zeggen, zoveel buitenlanders. 40 % van Londenaren is in het buitenland geboren. Witte Britten zijn in hun hoofdstad een minderheid. Ze komen niet boven 45% uit. Londen is dus niet de beste plek voor mensen als Farage, die zegt zich ongemakkelijk te voelen als hij in de trein naast reizigers zit die babbelen in een andere taal. 

Londen is het New York van Europa. Ze is verreweg de meest globale stad van het land. En de gevaarlijkste voor de anti-Europeanen. De Britse hoofdstad ontkracht het grondprincipe van Ukip dat de Britten al die immigranten niet aankunnen. Dat ze hunkeren naar het moment waarop ze zich achter de krijtrotsen kunnen terug trekken. Want in plaats van zich te beklagen over zoveel diversiteit, is Ukip in Londen genegeerd. 

De Britse hoofdstad, jonger, slimmer en meer beige dan de rest van het land, is voor Ukip een nachtmerrie. Reden genoeg er voorlopig te blijven. 





9 mei 2014

Eurovisie songfestival: leuk voor de Balkan

Je zal maar Brits zijn en een fan van het Eurovisie songfestival. Je lot is dan zwaar bespot te worden of op zijn best genegeerd. De Britse media, gezamenlijke neus in de wind, proberen het spektakel zo veel mogelijk te negeren. De aanloop ernaar toe, de kandidaten, de halve finales, de repetities; ze worden nauwelijks verslagen. De BBC organiseert niet eens een wedstrijd om het populairste nummer te vinden, ze kiest er zelf een uit. Je kunt je hele leven in Engeland doorbrengen zonder van het Eurovisie songfestival gehoord te hebben. Behalve natuurlijk als de Britse deelnemer wint. Maar dat is zo’n zeldzame gebeurtenis dat niemand zich meer herinneren kan wanneer dat voor het laatst gebeurde. 

Vraag is: willen de Britten wel winnen? Want als het festival je ernst is, waarom dan  een zanger sturen die niet de muzikale competitie The X Factor won (2008)? Of een man met een absurde naam (Engelbert Humperdinck- 2012) om het daarna nog eens dunnetjes over te doen met een has-been van dezelfde generatie (Bonnie Tyler 2013). Veel makkelijker is je met laatdunkende ironie af te zetten tegen al die Europeanen die jaar in jaar uit liever hun punten afstaan aan Slaven in absurde schoenen dan het superieure muzikale talent van de Engelse inzending op waarde te schatten. 

Het Verenigd Koninkrijk zit sinds het verlies van de koloniën in een slepende, nationale identiteitscrisis over zijn rol-in-de-wereld. Om dan ook nog eens drie keer in een decennium op de allerlaatste plaats te eindigen op het Eurovisie songfestival (kijkers 100 miljoen) kan het broze zelfvertrouwen hard raken. Er is maar een remedie. Om de pijn te verzachten wordt het spektakel afgedaan als een grote grap. Sinds de laatste pakweg 20 jaar is er geen land waar zo zuur gedaan wordt over het songfestival als Groot Brittannië. Het festival is een bijwoord voor maf, smakeloos en ‘Euro-trash’. Het is leuk voor de Balkan enzo, maar voor de rest van Europa is het een gebeuren dat eigenlijk met de val van de Berlijnse muur aan zijn einde had moeten komen. Tenzij je wanhopig bent, avonddienst hebt in een zorgcentrum, of gay natuurlijk, gaat geen Brit daar een lange zaterdagavond naar kijken.


En toch, en toch. Ieder jaar is er altijd weer iemand die, tegen beter weten in, voorzichtig suggereert dat dit jaar de Britse inzending hoge ogen gaat gooien. Zaterdag zou dat Molly Smitten-Downes moeten zijn. Molly Smitten-Downes. Dat is niet eens een naam, schreef de Guardian. Dat is een adres uit Downton Abbey. Een kans van 1 op 8 om te winnen, zeggen de gokwinkels. Ik ga hem niet eens onthouden. 

14 maart 2014

Dood van Britse radicaal



Tony Benn, die vanochtend op 88 jarige leeftijd overleed na een halve eeuw lang de Britse politiek verdeeld te hebben, was de eerste Engelse volksvertegenwoordiger die ik interviewde. Hij was begin jaren tachtig niet de eerste parlementariër die ik benaderde, maar wel de eerste die ja zei. Plus, minstens even belangrijk, hij was de eerste die geen geld vroeg voor een interview. Met Denis Healey, later een van Labours meest vermaarde ministers van financiën, had ik een kwartier telefonisch geruzied over waarom de BBC wel en de Vara geen 100 gulden uitgaf voor radiointerviews. Aan Benn zat geen prijskaartje. Vandaar dat Europese verslaggevers, vakbondsvertegenwoordigers en marxisten zijn (rode) voordeur in het elegante Holland Park op de tast wisten te vinden. 

Beneden in zijn werkkamer triomfeerden kleurrijke vakbondsvaandels en een mijnwerkerslantaarn: de trofeeën van de klassenstrijd. Hoe militanter de Britse  arbeidersvereniging in kwestie, des te groter was het respect voor Benn. En omdat Groot Brittannië toen meer klassenbewust en verpolariseerd was dan nu, werd hij rechts van het midden, met evenveel passie gehaat. ‘Ik kan hem niet uitstaan’, had ik de week ervoor een middelbare vrouw horen zeggen over Benn, tijdens een demonstratie. ‘Moet je dat haar zien, en dat gezicht’. ‘En die wenkbrauwen’, zei haar vriendin. ‘I hate his eyebrows’. Een openbaring op zich. Wist ik dat iemands gezichtshaar zo verwerpelijk kon zijn? Benn, die twee keer minister was, was anti de EU, anti Nato en voor nationalisering en eenzijdige kernontwapening. Hij was, dacht de krant de Sun, ‘de gevaarlijkste man van Groot Brittannië’. Hij was voor links wat Margaret Thatcher was voor rechts, iconisch en continu verdeeldheid zaaiend. Toen de BBC in 2006 een peiling hield over wie door kiezers beschouwd werd als politieke helden, kwam Benn op de eerste plaats, gevolgd door Thatcher. 

Nog voordat ik mijn opnameapparatuur had ingesteld, had Benn zijn eigen cassette al lopen. Niet alleen nam hij ieder gesprek op omdat hij geen enkele verslaggever vertrouwde; hij zou ze later verwerken in dikke volumes politieke dagboeken. Die memoires, een gedetailleerde weergave van hoe de Britse politiek functioneert tussen 1940 - 1990, zijn misschien wel zijn grootste nalatenschap. Toen het interview, meer een monoloog zijnerzijds, voorbij was en zijn beker sterke thee met melk (ieder uur een verse) op, bleek mijn fietsband te zijn leeggelopen. Zoon Hilary Benn wist het gat te vinden en te plakken. Hij zou later minister van milieuzaken worden. Enkele weken geleden zag ik hem in de metro. Hilary, evenals zijn vader een parlementariër in hart en nieren, is de vierde generatie van zijn familie met een zetel in het parlement. 


Tony Benn was een inspirerend, hartstochtelijk spreker. Hij was een van de beste Engels-talige redenaars, zei de Times eens. Benn stapte in 2001 uit het parlement ‘om meer tijd aan politiek te besteden’. Hij toerde stad en land af met zijn donderpreken over democratie en parlementaire soevereiniteit waarmee hij volle zalen trok. Zijn grootste angst zei hij, de laatste keer dat ik hem zag spreken, was apathie van de kiezers. ‘Onze democratie wordt niet bedreigd door iemand die Buckingham Palace in brand wil steken, maar door mensen die niet gaan stemmen. Door verwaarlozing wordt de rechtsgeldigheid van gekozen regeringen vernietigd’. 

6 maart 2014

Londen: veilige thuishaven voor Ruslands kleptocraten


Het zal niet gebeuren. Van Londen hoeft niemand aktie te verachten. Ondanks geroep uit Westminster dat er ‘kosten en konsekwenties’ zitten aan de Russische overname van de Krim, hoeft Poetin zich nergens zorgen over te maken. Londen zal wat visa-aanvragen vertragen, de bankrekening van Janokovitsj en vrienden blokkeren en de retourtjes van Britse royals uit de tweede divisie die naar de paralympische spelen in Scotsji wilden, intrekken. Big deal.

De Britten zijn te afhankelijk van Russische financiële belangen om die resoluut dwars te gaan zitten. Russische en andere buitenlandse kleptocraten kunnen dus gerust zijn. In Londen blijven ze welkom. In Groot Brittannië kunnen ze belasting ontduiken, ontsnappen aan juridische vervolging in eigen land en geen gevaar lopen, of bijna geen, om ontvoerd en vermoord te worden. Met geld uit off shore bedrijven die hun kapitaal verbergen kunnen voetbalclubs (Chelsea FC) worden gekocht en de rekeningen betaald van de Engelse kostscholen waar de kinderen op geparkeerd worden.

De Britse hoofdstad is de favoriete uitwijkplaats van Ruslands élite en sinds vorige maand ook van de Oekraïense. Op 20 februari stond het vliegveld van Kiev vol privétoestellen van ‘s lands rijkste burgers. Ze zouden niet oostwaarts gevlogen zijn, maar naar het westen, naar landen als Engeland waarvan ze weten dat hun bankrekeningen en privébezittingen beschermd worden door een onafhankelijke rechtsstaat die ze thuis niet dulden.

Nergens wonen er meer buitenlandse rijken dan in Londen. Sinds de crisis in de Oekraïne verkeren makelaars in Mayfair en Knightsbridge in opperste staat van opwinding. Geopolitieke instabiliteit in het buitenland is goed voor de Londense huizenmarkt die in het centrum vorig jaar met 12.3% steeg. Bijna 85% van de allerbeste huizen (super-prime) in de Britse hoofdstad gaat naar internationale kopers, waarvan bijna 5% Russisch is. Net voordat het leger met scherp begon te schieten op het plein van Maidan, legde een van de rijkste Oekraïeners £ 100 miljoen neer voor een appartement in Londen. ‘Veel geld dat door Chelsea, Mayfair en Knightsbridge spoelt is bloedgeld’, zegt hedge fund oprichter Bill Browder, wiens collega Sergei Magnitsky in een Russische cel vermoord werd voor zijn pogingen corruptie aan de kaak te stellen. ‘Niet alle superrijke Russen zijn criminelen, maar wel een groot deel’.

Russische oligarchen hebben de publieke boosheid gezien over het huis van € 200 mijoen, de dierentuin en golfbaan van de Oekraïense oud president Janokovitsj, die overigens in de liga corrupte superrijken een ‘totale amateur’ is, volgens Browden. Ze weten waar ze heen kunnen met de miljoenen die ze in de bodem van het zwembad hebben begraven. Oost-Europese autocraten verafschuwen het westen, maar weten wel beter dan hun geld te investeren in Ruslands corrupte banksysteem. In Londen zijn ze veilig. De stad is hun thuishaven en pensioenplan. Op de laatste G20 top omschreef Poetin het VK als ‘een klein eiland’. Niemand, zei zijn woordvoerder, besteedt aandacht aan Groot Brittannië, behalve dan de Russische ‘oligarchen die de wijk Chelsea hebben opgekocht’.


Door zich van de crisis te distantiëren heeft Cameron zijn kans gemist. Hij had kunnen besluiten dictatoriale Oost-Europeanen daar te pakken waar het het meeste pijn doet. Hij had het voorbeeld van de Fransen kunnen volgen die beslag legden op goederen van Oezbekistans élite. Hij had, net als de VS, visa kunnen blokkeren van buitenlandse criminelen. Hij had kunnen zeggen: voordat je op burgers schiet, weet dat wij je bankrekeningen dichtgooien. Voordat je een soeverein land annexeert: weet dat we een nieuw slot op je voordeur doen. En hij had tegelijkertijd, in een klap, de oververhitte Londense huizenmarkt kunnen afkoelen. Het zal niet gebeuren. Londen, butler voor ‘s werelds élite, zal voor de Russen en andere potentaten openblijven. Vooropgesteld dat ze hun geld meebrengen.

10 februari 2014

overlast



Als je van mijn huis naar de Theems loopt, een paar honderd meter verderop, kun je de bordjes niet missen: hier niet parkeren - overstromingsgevaar.  Niet dat je er de klok op gelijk kan zetten, maar het komt nogal eens voor dat als je ‘s zomers op een terrasje tegenover zo’n bordje zit, er vanzelf een auto voorbij komt drijven. Met knipperende lichten en jankend claxon. Een kwartier later komt dan een volledig uitgeruste brandweerauto met minstens zes man personeel de weg versperren om de auto, doorgaans al lang uit het zicht verdwenen, weer de wal op te krijgen. 

Iedereen in mijn West-Londense buitenwijk weet dat de Theems aan getij onderhevig is. Ze overstroomt op de meest ongemakkelijke momenten. Bij voorkeur als je ‘s avonds van een feest naar huis loopt en er niks anders opzit dan met paalhakken en onderkleding boven het hoofd getild, door het diepste stuk te waden. Mijn zus moest een keer gered worden door de man van de veerboot . Hij had duidelijk gezegd dat als ze naar de overkant wou, ze om zes uur uiterlijk bij de stijger moest staan. Werd het later dan kon hij vanwege het tij de pont niet meren. Ze moest, om kwart over zes, op zijn rug naar de boot gedragen worden. Hij had de lieslaarzen aan, zij niet. Dat ze eronder geleden kan ik niet zeggen. De fysiek van de meeste Engelse mannen is slechts een tragische afspiegeling van die van Stan the Ferryman.

Ik wil maar zeggen: die bordjes staan er niet voor niks. Ook al ligt ‘the river’ er nog zo rimpelloos bij, hij kan toeslaan. Je kunt natuurlijk altijd je kop in het zand steken. Zoals de bestuurders van die auto’s en zoals de regering van Dave Cam. Van alle ministeries die moesten bezuinigen, heeft het ministerie van milieu het meest moeten inleveren. 

De afgelopen maand was uitzonderlijk drassig. De natste januari in 250 jaar. Maar voor toenemende regenval en stormen werd al lang voordat het januari werd gewaarschuwd. Bovendien is water de Britten niet vreemd. Dit is een eiland waar je nergens verder dan 75 kilometer van de zee zit. Toch wordt op overstromingsgebieden gebouwd, is de waterhuishouding decennia genegeerd en werd op vloedweringen van de ene dag op de ander € 120 miljoen bekort. En dan, toppunt van hoogmoed, wordt een ‘klimaatscepticus’ benoemd tot milieuminister. Alsof de weergoden niet genoeg getart zijn.  

‘Ik ben de overstromingen en vooral het gezeur erover kostbeu’, zegt een vriendin in wiens boerderij in Devon het water door de stenen vloertegels naar boven komt. 
Zodra het droog en warmer wordt komt ze logeren en bijpraten. Bij voorkeur op een terrasje aan de Theems. Want je hebt geen idee, zei ik tegen haar, wat je daar allemaal voorbij ziet drijven.


24 januari 2014

De Queen moet aftreden. Nu.



De Britse royals hebben duobanen ontdekt. De persteams van de Queen (87) en prins Charles (65) gaan fuseren. De verhuizing van de voorlichters uit Team Charles naar Buckingham Palace, zo’n 200 meter verderop, is van meer dan symbolisch belang. Het is voor het eerst dat de Britse majesteit een arbeidsonderdeel permanent afstaat aan de eeuwige kroonprins. Het is een slechte zet. 

De Britse majesteit gelooft niet in aftreden. Niet sinds haar oom in 1936 met zijn vertrek het voortbestaan van het Huis van Windsor op de tocht zette. Nog voordat ze koningin werd, op haar 21ste, beloofde Elizabeth plechtig haar leven in dienst te stellen van haar onderdanen. En ze meende het. Letterlijk. Abdiceren is voor koningshuizen uit de lagere liga’s. Niet voor monarchen die behalve vorstin van het Verenigd Koninkrijk, ook nog eens staatshoofd zijn van vijftien Gemenebestlanden. Elizabeth zal regeren tot ze van de troon valt. En dat is jammer.

Want als er ooit een moment was om afscheid te nemen, is het nu. De royals hebben zich met glans herstelt van de ellendige jaren tachtig en negentig waarin ze uitblonken in schandalen en echtscheidingen. Gedurende tenminste een decennium waren de Windsors de meest ontwrichte familie van het land. 1992, zou  Her Maj later zeggen, was ‘mijn annus horribilis’. Sindsdien werd ‘de Firma’ veel schandaalbestendiger en is volgens sommigen zelfs verantwoordelijk voor de succesvolste come-back sinds Lazarus. 

Zou Elizabeth nu afscheid nemen, dan zou ze dat doen in de wetenschap dat zij zelden meer gerespecteerd en bewonderd is. (Populair in de volkse zin van het woord is ze nooit geweest). Het enthousiasme waarmee de Britten deelnamen aan de festiviteiten rond haar 60-jarig jubileum in 2012 sprak voor zich. Het voortbestaan van de Britse troon lijkt verzekerd. Na Charles (en niemand in de Britse geschiedenis die langer wachtte op de troonsbestijging) staan een zoon en kleinzoon in de wacht. Dankzij William en Kate zijn de Britse royals übercelebs en de enige koninklijke familie ter wereld die er echt toe doet. Zelfs de haat jegens Charles’ echtgenote Camilla Parker-Bowles, is omgeslagen in kalme onverschilligheid. 


Kortom: het zijn zeldzame mooie tijden voor het Britse vorstenhuis. Tijden die, zoals zijn duizendjarige geschiedenis leert, doorgaans niet lang duren. Er zit veel meer risico aan aanblijven dan aan aftreden. Ga, majesteit, nu.

8 januari 2014

Een wet die alles verbiedt

Eindelijk, schreef de Guardian, eindelijk een wet die alles wat iedereen doet verbiedt. Overdreven, natuurlijk, want zover is het nog niet. Het gaat slechts om een wetsvoorstel. Maar de rest klopt aardig. Onder ipnas (injunction to prevent nuisance and annoyance) is uitademen zo ongeveer het enige wat je op openbare plekken in Engeland en Wales mag doen, zonder gevaar voor arrestatie.

Als die wet er komt (en ze heeft tweederde van de parlementaire procedure al afgelegd) dan kunnen medeburgers die ergerlijk zijn, storend of gewoon vervelend rekenen op een taakstraf of straatverbod.  Dus muzikanten, hangjongeren, mensen die op warme zomerdagen buiten de kroeg staan. De man die met dat bord door Oxford Street loopt om de wereld te waarschuwen dat ze straks vergaat. Koortjes die kerstliedjes zingen. Mensen, kortom, die niets crimineels doen, maar zich niet houden aan de sociale etiquette. Ongevaarlijke gekken. Daklozen. Maar vooral jongeren. Want u dacht toch niet dat die wet bedoeld was voor degenen die bij de uitverkoop op de stoep van Harrods staan te dringen? Waar ik me trouwens behoorlijk aan erger. Of voor het operagebouw en het theater?

Tot nu toe werd sociale overlast afgestraft met asbos (antisocial behaviour orders). Die gaan al veel verder dan de meeste Britten zich realiseren. Asbos zijn gebruikt tegen prostituees die een condoom op zak hadden, dakloze alcoholisten bij een gaarkeuken, demonstranten bij het Olympisch dorp, jongens met een voetbal. Politie mag, onder die wet, haar eigen strafmaat bepalen. Taakstraf voor de een, straatverbod voor de ander.

De helft van degenen met een asbos, houdt zich er niet aan. Onder de nieuwe regels gaat daar  mee afgerekend worden. Op weigerachtigheid een ipnas na te leven, zal een gevangenisstraf van twee jaar komen staan. Dus: zonder in een rechtbank berecht te zijn voor een overtreding kun je alsnog achter slot en grendel komen zitten. Pyongyang, ontvangt u mij?

En het tragische is niet dat de kans redelijk groot is dat ipnas wet wordt, maar de landelijke onverschilligheid. Behalve beroepshalve geïnteresseerden als mensenrechtenorganisaties en juristen, is maar een enkele Brit bekend met wat hem boven het hoofd hangt.